


Allochtoon versus autochtoon begrijpen: een gids voor de verschillen en toepassingen
Allochtoon (Grieks: allos, 'anders' en chtonisch, 'aards') verwijst naar iets dat is afgeleid van buiten een bepaalde regio of systeem, in tegenstelling tot autochtoon (Grieks: auto, 'zelf' en chtonisch) dat naar iets verwijst dat is van binnenuit afgeleid. In de geologie verwijst allochtoon naar gesteenten of sedimenten die zijn getransporteerd en op een nieuwe locatie zijn afgezet, vaak door tektonische krachten zoals plaatbewegingen of breuken. Autochtone gesteenten zijn daarentegen rotsen die ter plekke zijn gevormd, zonder te zijn getransporteerd. In de biologie wordt de term allochtoon soms gebruikt om organismen te beschrijven die, opzettelijk of onopzettelijk, in een nieuwe omgeving zijn geïntroduceerd en buiten hun oorspronkelijke omgeving leven. bereik. De term kan bijvoorbeeld worden gebruikt om niet-inheemse soorten te beschrijven die door menselijke activiteit in een nieuw ecosysteem zijn geïntroduceerd, zoals de introductie van niet-inheemse vissen in een meer of het vrijlaten van niet-inheemse dieren in het wild. In het algemeen kunnen de termen allochtoon en autochtoon worden gebruikt om elk systeem te beschrijven waarin er een onderscheid bestaat tussen materialen of organismen die afkomstig zijn uit een bepaalde regio of systeem, en materialen of organismen die afkomstig zijn van daarbuiten.



