


Ammonal: een gevaarlijk explosief dat niet langer op grote schaal wordt gebruikt
Ammonal is een soort explosief dat wordt gemaakt door ammoniumnitraat (een veel voorkomende meststof) te mengen met andere chemicaliën, zoals stookolie of dieselbrandstof. De exacte samenstelling van ammonal kan variëren afhankelijk van de specifieke formulering, maar bevat doorgaans ongeveer 95% ammoniumnitraat en 5% stookolie of dieselbrandstof. Ammonal werd voor het eerst ontwikkeld in het begin van de 20e eeuw als een krachtiger alternatief voor dynamiet, dat werd het primaire explosief dat destijds werd gebruikt. Het werd op grote schaal gebruikt in de mijnbouw voor het opblazen van gesteente en grond, en het werd ook gebruikt bij bouw- en sloopprojecten. Vanwege de instabiliteit en het risico op onbedoelde ontploffing wordt ammonal tegenwoordig echter niet meer op grote schaal gebruikt. Een van de belangrijkste redenen waarom ammonal niet langer wordt gebruikt, is omdat het onstabiel kan zijn en vatbaar is voor zelfontbranding. Dit betekent dat het zonder externe warmtebron kan ontbranden, wat tot ongevallen en verwondingen kan leiden. Bovendien kan ammonal bij brand giftige gassen vrijgeven, wat schadelijk kan zijn voor mens en milieu. Ondanks de risico's werd ammonal nog steeds in sommige industrieën gebruikt tot in de jaren zeventig, toen er veiligere en stabielere explosieven beschikbaar kwamen. Tegenwoordig wordt het vooral gebruikt in gespecialiseerde toepassingen, zoals bij de productie van vuurwerk en andere pyrotechnische apparaten. Maar zelfs bij deze toepassingen wordt het doorgaans gemengd met andere chemicaliën om het minder onstabiel en veiliger in gebruik te maken.



