De betekenis van de Exilarch in het Talmoedische Babylonische Jodendom
Exilarch (Hebreeuws: אכסלאר, Akhsalar) was een titel die in de Joodse gemeenschap van Babylon werd gebruikt tijdens de Talmoedische periode (3e tot 6e eeuw CE). Het verwees naar het hoofd van de Joodse academie of yeshiva in Babylon, die verantwoordelijk was voor het onderwijzen en interpreteren van de Joodse wet. De exilarch werd beschouwd als de geestelijke leider van de Joodse gemeenschap in Babylon en werd benoemd door de Joodse autoriteiten in Babylon. Hij speelde een belangrijke rol bij het in stand houden van de joodse traditie en het waarborgen dat de joodse wet correct werd nageleefd. De exilarch was ook betrokken bij de ontwikkeling van de joodse liturgie en gebruiken, en zijn beslissingen werden door joden in de hele Talmoedische wereld gerespecteerd. De titel 'exilarch' is afgeleid van het Hebreeuwse woord 'galut', wat 'ballingschap' betekent. Het weerspiegelt het feit dat de Joodse gemeenschap in Babylon in ballingschap leefde en dat de exilarch een leider was die hen hielp hun tradities en identiteit te behouden ondanks hun fysieke afstand tot het Land Israël.