De betekenis van vergankelijkheid in de Bijbel
In de context van de Bijbel verwijst ‘vergankelijk’ naar iets dat vatbaar is voor bederf of bederf. Het kan ook verwijzen naar iets dat moreel verdorven of goddeloos is. In 1 Korintiërs 15:42-43 schrijft Paulus: 'Zo zal het ook zijn met de opstanding uit de doden. Het lichaam dat wordt gezaaid is vergankelijk, het wordt onvergankelijk opgewekt. Het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht; het wordt gezaaid als een natuurlijk lichaam, het wordt opgewekt als een geestelijk lichaam.” Hier contrasteert Paulus de vergankelijke aard van de mens. lichaam met de onvergankelijke en glorieuze aard van het opgestane lichaam. Hij benadrukt het verschil tussen de tijdelijke, rottende aard van onze fysieke lichamen en de eeuwige, geestelijke aard van onze opgestane lichamen. In 1 Timotheüs 3:8 schrijft Paulus: ‘Ook diakenen moeten waardig zijn, geen twee gezichten hebben, tot buitensporig drinken of gokken, niet uit op winstbejag, en met een zuiver geweten vasthouden aan het mysterie van het geloof.” In beide gevallen is het idee van corrumpeerbaarheid verbonden met het concept van verval en morele verdorvenheid, wat het belang benadrukt van een leven vol integriteit en moraliteit.