De hindoeïstische drie-eenheid begrijpen: Brahma, Vishnu en Shiva
Trimurti (ook bekend als de Hindoe Drie-eenheid) verwijst naar de drie primaire aspecten van Brahma, Vishnu en Shiva. Deze drie goden worden in het hindoeïsme beschouwd als de belangrijkste goden en worden in de kunst en literatuur vaak samen afgebeeld. Elk van deze goden vertegenwoordigt een ander aspect van het goddelijke, waarbij Brahma de schepping vertegenwoordigt, Vishnu het behoud vertegenwoordigt en Shiva de vernietiging of transformatie vertegenwoordigt. Brahma wordt vaak afgebeeld als een vierkoppige god met vier gezichten, elk gericht naar een van de vier richtingen. Hij wordt geassocieerd met de schepping van het universum en alle levende wezens. Vishnu wordt vaak afgebeeld als een god met een blauwe huid en vier armen, en hij wordt geassocieerd met het behoud van het universum en de bescherming van zijn toegewijden. Shiva wordt vaak afgebeeld als een woest uitziende god met een derde oog op zijn voorhoofd, en hij wordt geassocieerd met vernietiging en transformatie. De Trimurti is een belangrijk concept in het hindoeïsme omdat het de cyclus van creatie, behoud en vernietiging vertegenwoordigt die de wereld regeert. universum. Het benadrukt ook het idee dat deze drie aspecten van het goddelijke met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk zijn, en dat geen enkel aspect kan bestaan zonder de andere. De Trimurti worden in de kunst en literatuur vaak samen afgebeeld als een manier om de eenheid en het evenwicht van het goddelijke te benadrukken. Naast hun individuele eigenschappen en kwaliteiten hebben de Trimurti ook enkele gemeenschappelijke kenmerken en krachten. Alle drie de goden worden bijvoorbeeld als eeuwig en onveranderlijk beschouwd, en ze worden allemaal geassocieerd met de cycli van de tijd en de natuurlijke wereld. Ze worden ook allemaal beschouwd als aspecten van de ultieme realiteit of Brahman, en ze worden allemaal op verschillende manieren aanbeden door hindoes over de hele wereld. Over het geheel genomen is de Trimurti een fundamenteel concept in het hindoeïsme dat de onderlinge verbondenheid en balans van het goddelijke benadrukt. Het benadrukt het idee dat schepping, behoud en vernietiging allemaal noodzakelijk zijn voor het bestaan en de ontwikkeling van het universum, en het biedt een raamwerk voor het begrijpen van de complexe en veelzijdige aard van het goddelijke.