


Eenzaadlobbigen: de planten met één zaadlob
Eenzaadlobbigen zijn een groep planten met één zaadlob (zaadblad) in het embryo van hun zaden. Dit betekent dat wanneer deze planten ontkiemen, ze slechts één zaadblad produceren, dat doorgaans rond of ovaal van vorm is en een enkel blad heeft. Voorbeelden van eenzaadlobbigen zijn: Grassen (zoals tarwe, rijst en maïs) Zegges (zoals lisdodden en biezen)
* Ragweed
* Zonnebloemen
* Paardebloemen
* Orchideeën
Eenzaadlobbigen worden gekenmerkt door een aantal kenmerken die hen onderscheiden van andere soorten planten. Ze hebben bijvoorbeeld doorgaans vezelachtige wortels, die bestaan uit veel kleine wortels die zich in alle richtingen verspreiden. Ze hebben ook stengels die vaak rond of driehoekig van doorsnede zijn, en bladeren die meestal vlak en smal zijn. Een van de belangrijkste verschillen tussen eenzaadlobbige planten en andere soorten planten is de manier waarop hun zaden ontkiemen. Bij de meeste planten heeft het zaadembryo twee zaadlobben (zaadbladeren) die uit de grond komen wanneer het zaad ontkiemt. Bij eenzaadlobbigen is er echter maar één zaadlob, daarom worden ze ‘eenzaadlobbigen’ genoemd. Monocotylen zijn een belangrijke groep planten en spelen een cruciale rol in veel ecosystemen over de hele wereld. Ze worden vaak aangetroffen in graslanden, prairies en andere open habitats, waar ze voedsel en onderdak bieden aan een grote verscheidenheid aan dieren en insecten.



