Gödels onvolledigheidsstellingen begrijpen: een gids voor de grenzen van formele systemen
Onvolledigheid verwijst naar het feit dat een formeel systeem zijn eigen consistentie of volledigheid in zichzelf niet kan bewijzen. Dit betekent dat, hoezeer we ook proberen onze kennis te formaliseren en te systematiseren, er altijd uitspraken zullen zijn waarvan niet kan worden bewezen dat ze waar of onwaar zijn met behulp van de regels van het systeem zelf. Dit idee werd voor het eerst voorgesteld door Kurt Gödel in de jaren dertig, en het heeft een diepgaande invloed gehad op de manier waarop we denken over wiskunde en formele systemen. In wezen zeggen de onvolledigheidsstellingen van Gödel dat elk formeel systeem dat krachtig genoeg is om basisrekenkunde te beschrijven, onvolledig of inconsistent is. Onvolledigheid verwijst naar het feit dat er uitspraken zijn die niet kunnen worden bewezen binnen het systeem, terwijl inconsistentie verwijst naar het feit dat de systeem kan zowel een bewering als de ontkenning ervan bewijzen. Dit betekent dat als een formeel systeem consistent is, het altijd onvolledig zal zijn, en als het compleet is, het altijd inconsistent zal zijn. De implicaties van Gödels onvolledigheidsstellingen zijn verreikend en hebben een aanzienlijke impact gehad op gebieden als wiskunde, informatica en filosofie. Ze laten ons zien dat, hoezeer we ook proberen onze kennis te formaliseren, er altijd grenzen zullen zijn aan wat we kunnen bewijzen of weerleggen met behulp van een formeel systeem.