Het belang van schuttersputjes in de Tweede Wereldoorlog
Foxholes waren kleine, ondiepe gaten die tijdens de Tweede Wereldoorlog door soldaten in de grond werden gegraven. Ze waren doorgaans ongeveer 1,80 tot 2,5 meter diep en 2 tot 3 meter breed, en werden gebruikt als tijdelijke schuilplaatsen voor soldaten tijdens veldslagen. De naam ‘vossenhol’ komt van het feit dat de gaten vaak in een zigzagpatroon werden gegraven, zoals het hol van een vos, om bescherming te bieden tegen vijandelijk vuur. andere materialen om extra bescherming te bieden tegen granaatscherven en kogels. Ze bevonden zich doorgaans in gebieden waar soldaten waarschijnlijk zouden worden blootgesteld aan vijandelijk vuur, zoals aan de frontlinie van een veldslag of in de buurt van een versterkte positie. Foxholes waren een belangrijk onderdeel van de militaire strategie tijdens de Tweede Wereldoorlog, omdat ze soldaten voorzagen van een plek om je te verstoppen en te hergroeperen tijdens gevechten. Ze dienden ook als een manier voor soldaten om met elkaar te communiceren en hun bewegingen te coördineren, zelfs te midden van hevige gevechten. Over het geheel genomen waren schuttersputten een eenvoudig maar effectief hulpmiddel dat soldaten hielp enkele van de meest brute veldslagen in de menselijke geschiedenis te overleven.