Het Kapiteinschapssysteem: een vorm van territoriale verdeeldheid in het Portugese rijk
Kapiteinschappen waren een regeringssysteem dat in de 16e en 17e eeuw in het Portugese rijk werd gebruikt. Het was een vorm van territoriale verdeling die in 1543 door koning Jan III van Portugal werd ingesteld en duurde tot het einde van de 18e eeuw. Onder het aanvoerderssysteem werden de Portugese koloniën in Amerika en Azië verdeeld in aanvoerders, die werden bestuurd door kapiteins-generaal (gouverneurs) benoemd door de koning. Elke aanvoerder was verantwoordelijk voor het bestuur van een specifiek gebied, inclusief het innen van belastingen, het handhaven van de orde en de verdediging van de kolonie tegen bedreigingen van buitenaf. Het aanvoerderssysteem was ontworpen om de macht en controle over de Portugese koloniën te centraliseren, en het stond de koning toe vertrouwde functionarissen te benoemen die namens hem de koloniën zouden besturen. Het systeem leidde echter ook tot corruptie en machtsmisbruik, omdat sommige kapiteins-generaal hun posities gebruikten om zichzelf te verrijken ten koste van de lokale bevolking. Na verloop van tijd werd het aanvoerderssysteem vervangen door andere vormen van koloniaal bestuur, zoals het gouvernementele systeem, dat meer gecentraliseerd en bureaucratischer van aard was. Tegenwoordig is de erfenis van het aanvoerderssysteem nog steeds te zien in het culturele en historische erfgoed van de landen die ooit deel uitmaakten van het Portugese rijk.