Inzicht in tegenpausen in de katholieke kerk
Tegenpaus is een term die in de katholieke kerk wordt gebruikt om een persoon te beschrijven die beweert de paus te zijn, maar door de meerderheid van de kerk niet als zodanig wordt erkend. Dit kan om verschillende redenen gebeuren, zoals een betwiste verkiezing, een eiser die niet wettig is gewijd, of een schisma binnen de Kerk. Er zijn door de geschiedenis heen verschillende voorbeelden van antipausen geweest, waaronder: 1. Anacletus II (1130-1138): Tijdens het pontificaat van paus Calixtus II koos een rivaliserende factie een tegenpaus genaamd Anacletus II, die werd gesteund door de heilige Romeinse keizer Lotharius III. Victor IV (1159-1164): Na de dood van paus Adrianus IV koos een groep kardinalen Victor IV tot paus, maar hij werd niet erkend door de meerderheid van de Kerk. Paschalis III (1164-1168): Victor IV stierf in 1164 en werd opgevolgd door Paschalis III, die ook door de meerderheid van de Kerk niet als paus werd erkend. Alexander III (1159-1181): Tijdens het pontificaat van Alexander III waren er verschillende antipausen, waaronder Lucius III, die werd gesteund door de heilige Romeinse keizer Frederik I.5. Johannes XXIII (1410-1415): Deze tegenpaus werd gekozen tijdens het Westers Schisma, een periode van verdeeldheid binnen de Kerk die duurde van 1378 tot 1417. Hij werd door de meerderheid van de Kerk niet als paus erkend. Benedictus XIII (1394-1423): Een andere antipaus die opkwam tijdens het Westers Schisma, hij werd gesteund door koning Martin I van Sicilië en kardinaal-legaat Pierre de la Chapelle. Clemens VIII (1423-1429): Deze tegenpaus werd gekozen na de dood van Benedictus XIII, maar werd door de meerderheid van de Kerk niet als paus erkend. Het is belangrijk op te merken dat de Katholieke Kerk een proces heeft voor het oplossen van geschillen over pauselijke verkiezingen en het aanpakken van claims van antipausen. Het proces omvat doorgaans een onderzoek naar de geldigheid van de verkiezing en de kwalificaties van de eiser, en kan de tussenkomst van een raad of andere kerkelijke autoriteiten met zich meebrengen.