


Kedusha in het jodendom begrijpen: een gids voor de betekenis en implicaties ervan
Kedushah (Hebreeuws: קדושה, "heiligheid") is een concept in het jodendom dat verwijst naar de staat van apart gezet zijn voor een goddelijk doel. Het wordt vaak gebruikt om de heiligheid van God, de Thora en het Joodse volk te beschrijven. In het jodendom wordt kedoesja beschouwd als een fundamenteel aspect van Gods aard en is nauw verbonden met het idee van tzitzim (Hebreeuws: ציצים, "ornamenten"), dat zijn de kronen of versieringen die de Hogepriester op zijn hoofd draagt tijdens religieuze diensten in de Tempel in Jeruzalem. Er wordt aangenomen dat de kedushah een manifestatie is van Gods aanwezigheid en macht, en hij wordt vaak aangeroepen in gebed en aanbidding als een manier om contact te maken met het goddelijke. Naast zijn religieuze betekenis heeft kedushah ook culturele en sociale implicaties voor Joodse mensen. Het concept kedushah wordt bijvoorbeeld vaak gebruikt om de scheiding tussen joden en niet-joden te beschrijven, en het is een centraal thema in veel joodse teksten en tradities. Over het geheel genomen is kedushah een complex en veelzijdig concept dat centraal staat in het jodendom en zijn begrip van God, de Thora en het Joodse volk. Het is een krachtig symbool van de goddelijke aanwezigheid en macht, en blijft tot op de dag van vandaag een belangrijk onderdeel van de Joodse eredienst en traditie.



