McCutcheon v. Federale verkiezingscommissie: een mijlpaal over de wetten op campagnefinanciering
De McCutcheon-zaak, ook bekend als McCutcheon v. Federal Election Commission, was een historische beslissing van het Hooggerechtshof uit 2014 die handelde over wetten op het gebied van campagnefinanciering en de beperkingen op politieke donaties. In dit geval was de aanklager, Shaun McCutcheon, een conservatieve activist en zakenman , betwistte de grondwettigheid van de totale limiet op campagnebijdragen aan federale kandidaten en politieke commissies. De limiet in kwestie was 123.200 dollar per jaar, wat het maximale bedrag was dat een individu kon bijdragen aan alle federale kandidaten en commissies samen. bescherming van de vrijheid van meningsuiting en de clausule inzake gelijke bescherming van het veertiende amendement. De mening van de meerderheid, geschreven door opperrechter John Roberts, was van mening dat de limiet op campagnebijdragen een ontoelaatbare vorm van standpuntdiscriminatie was, omdat het de mogelijkheid van individuen beperkte om hun politieke opvattingen te uiten door bij te dragen aan bepaalde kandidaten of commissies. de totale limiet voor campagnebijdragen verlagen, waardoor individuen meer geld kunnen bijdragen aan federale kandidaten en commissies. Het Hof benadrukte echter ook dat de uitspraak niet alle wetten inzake campagnefinanciering ongeldig maakte, en dat de regering nog steeds een dwingend belang had bij het voorkomen van corruptie en de schijn van corruptie in het politieke proces.