


Plagioklaas begrijpen: een veelzijdig mineraal met belangrijke geologische betekenis
Plagioklaas is een soort mineraal dat vaak wordt aangetroffen in stollingsgesteenten. Het is een vaste oplossingsreeks van de veldspaatgroep, wat betekent dat het is samengesteld uit een mengsel van twee of meer verschillende veldspaatmineralen. De naam ‘plagioklaas’ komt van de Griekse woorden ‘plagios’, wat ‘schuin’ betekent, en ‘klase’, wat ‘breuk’ betekent. Dit verwijst naar het feit dat plagioklaaskristallen een kenmerkende schuine splitsing of breukpatroon hebben, dat verschilt van andere veldspaatmineralen. Plagioklaas wordt gevormd wanneer magma langzaam afkoelt, waardoor de veldspaatmineralen uit de oplossing kunnen kristalliseren. Het kan worden gevonden in een verscheidenheid aan stollingsgesteenten, waaronder graniet, dioriet en gabbro. Plagioklaas is doorgaans wit of grijs van kleur, maar kan ook in roze of gele tinten voorkomen, afhankelijk van de aanwezigheid van onzuiverheden. Een van de belangrijkste kenmerken van plagioklaas is de reeks solide oplossingen, wat betekent dat het kan bestaan als een reeks van verschillende mineralen met verschillende samenstellingen. De eindleden van deze serie worden respectievelijk anorthiet en albiet genoemd. Anorthiet is een meer calciumrijke vorm van plagioklaas, terwijl albiet een meer natriumrijke vorm is. De tussenliggende leden van de serie staan bekend als oligoklaas en andesine. Plagioklaas heeft verschillende belangrijke toepassingen in de geologie en mineralogie. Het kan bijvoorbeeld worden gebruikt om de ouderdom van gesteenten te bepalen op basis van de kristallisatiegeschiedenis ervan, en het kan ook informatie verschaffen over de omstandigheden waaronder het gesteente is gevormd. Bovendien is plagioklaas een belangrijk mineraal in de studie van metamorfose, omdat het kan worden gebruikt om de druk- en temperatuuromstandigheden te identificeren waaronder gesteenten aan metamorfose zijn onderworpen.



